Betekenis van:
aflossing

aflossing
Zelfstandig naamwoord
  • een bedrag waarmee een schuld wordt afgelost in termijnen
"Wij doen aan aflossing in termijnen."
aflossing
Zelfstandig naamwoord
  • het aflossen
"Ik zou hem om 8 uur een aflossing geven, zodat hij naar huis kon."
aflossing (de ~ | meervoud aflossingen)
Zelfstandig naamwoord
  • betaling in delen; het overnemen van plaats of werk
"aflossing van de wacht"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Vervroegde aflossing
  2. Aflossing van de gezagvoerder
  3. Aflossing van de systeemoperateur.
  4. Aflossing van de gezagvoerder
  5. Aflossing van de bemanning
  6. Aflossing van de tweede bestuurder
  7. het volgnummer van een aflossing of betaling;
  8. Aflossing van cockpitpersoneelsleden tijdens de vlucht
  9. Aflossing van financiële verplichtingen met eigenvermogensinstrumenten
  10. Vrijstelling van behandeling als vervroegde aflossing
  11. Risico van vervroegde aflossing en afkooprisico.
  12. Vrijstelling van rente en aflossing voor startlening
  13. het bedrag van een aflossing of betaling;
  14. IFRIC-interpretatie 19 Aflossing van financiële verplichtingen met eigenvermogensinstrumenten
  15. Aflossing van de voor de verhuizing verstrekte lening