Betekenis van:
afstammen

afstammen
Werkwoord
  • ''~ van'': een nakomeling zijn van
"Koningin Beatrix stamt af van Johan Willem Friso."
afstammen
Werkwoord
  • in directe lijn teruggevoerd kunnen worden
"Het Nederlands stamt af van het West-Germaans."

Voorbeeldzinnen

  1. de fokloopvogels waarvan de eendagskuikens afstammen:
  2. is het fokpluimvee waarvan de eendagskuikens afstammen:
  3. afstammen van ouders en grootouders die in de hoofdsectie van het stamboek van dat ras zijn ingeschreven,
  4. wanneer een rietje meer dan één embryo bevat, moet duidelijk het aantal embryo's worden aangegeven en moeten alle embryo's van dezelfde ouders afstammen;
  5. In dit kaderbesluit wordt met „afstamming” vooral gedoeld op personen of groepen van personen die afstammen van personen met bepaalde typische kenmerken (zoals ras of huidskleur), waarbij echter niet al deze kenmerken meer hoeven te bestaan.
  6. Overeenkomstig artikel 10 van de Verordening inzake epizoötieën worden runderen in Zwitserland met behulp van een systeem voor permanente identificatie geïdentificeerd, zodat het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden getraceerd en kan worden vastgesteld dat de dieren niet afstammen van van BSE verdachte of met BSE besmette moederdieren.
  7. Overeenkomstig artikel 10 van de Verordening inzake epizoötieën worden runderen in Zwitserland met behulp van een systeem voor permanente identificatie geïdentificeerd, zodat het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden getraceerd en kan worden vastgesteld dat de dieren niet afstammen van van BSE verdachte of met BSE besmette moederdieren.
  8. In afwijking van lid 1, onder a), mogen raszuivere dieren of dieren die afstammen van raszuivere dieren van verschillende rassen direct in de hoofdsectie van een nieuw stamboek worden ingeschreven tijdens de periode van instelling van een stamboek voor een nieuw ras.