Betekenis van:
allen
allen
- Ieder individu of elk element van een bepaalde klasse, zonder uitzondering.
Voorbeeldzinnen
- Eén voor allen, allen voor één.
- Allen is een dichter.
- Oorlog gaat ons allen aan.
- Voor allen
- Ze zochten allen naar het vermiste kind.
- Een voor allen, allen voor één
- Gerechtigheid voor allen
- Komt allen tot mij
- Opdat zij allen een zijn
- Wij zijn allen één volk
- Ze staarden met zijn allen naar de bewegingen van de magiër.
- Wij allen proberen minstens een keer per jaar bijeen te komen.
- Nu lees ik, lees jij en leest hij; wij lezen allen.
- Hij doet vergeefse moeite, die tracht allen te behagen
- Cyril Allen.