Betekenis van:
allen

allen
  • Ieder individu of elk element van een bepaalde klasse, zonder uitzondering.

Voorbeeldzinnen

  1. Eén voor allen, allen voor één.
  2. Allen is een dichter.
  3. Oorlog gaat ons allen aan.
  4. Voor allen
  5. Ze zochten allen naar het vermiste kind.
  6. Een voor allen, allen voor één
  7. Gerechtigheid voor allen
  8. Komt allen tot mij
  9. Opdat zij allen een zijn
  10. Wij zijn allen één volk
  11. Ze staarden met zijn allen naar de bewegingen van de magiër.
  12. Wij allen proberen minstens een keer per jaar bijeen te komen.
  13. Nu lees ik, lees jij en leest hij; wij lezen allen.
  14. Hij doet vergeefse moeite, die tracht allen te behagen
  15. Cyril Allen.