Betekenis van:
automatisch

automatisch
Bijwoord
  • vanzelf tot stand komend
"de automatische werking van de economie"
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet bestuurd door de hand van de mens
"In dat gebouw staat een automatische machine te draaien."
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
  • vanzelfgaand.
"Ik heb dit klusje al zo vaak gedaan, de uitvoering gaat automatisch."
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
  • gedachteloos.
"Dat was een automatische reactie van hem op het probleem."
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
  • werktuiglijk
"een automatische reactie"

Synoniemen

Hyperoniemen

automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van apparaten, machines) zelfwerkend
"een automatisch geweer"
"automatische deuren"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het computersysteem wordt om acht uur 's avonds automatisch uitgeschakeld.
  2. Automatisch
  3. automatisch antiblokkeersysteem,
  4. met automatisch opwindmechanisme
  5. een automatisch hoogteregelingssysteem; en
  6. een automatisch hoogteregelingssysteem; en
  7. Automatisch/Zonder bestuurder
  8. Tweede automatisch volgsysteem [3]
  9. Automatisch volgsysteem (ATA)
  10. Automatisch volgsysteem [3]
  11. De bedragen worden automatisch aangepast.
  12. De tijdvolgorde wordt automatisch gereguleerd.
  13. Dit gebeurt echter niet automatisch.
  14. Radarinstallatie met automatisch volgsysteem (ATA)
  15. De kortkoppelinrichting moet automatisch werken.