Betekenis van:
belezen

belezen
Bijvoeglijk naamwoord
  • veel door lezen kennis opgedaan hebbend
"Sinds hij wat belezener geworden is, is het het stuk aangenamer met hem te converseren."
belezen
Bijvoeglijk naamwoord
  • veel gelezen hebbend; belezen

Synoniemen

Hyperoniemen

belezen
Werkwoord
  • bezweren, een geest uitdrijven door een gebed over iemand uit te spreken