Betekenis van:
bemoedigend

bemoedigend
Bijvoeglijk naamwoord
  • hoopgevend.
"De toeschouwers hadden bemoedigende spandoeken meegenomen."

Voorbeeldzinnen

  1. De tot nog toe bereikte resultaten zijn zeer bemoedigend.
  2. De Europese Unie acht de verbintenissen van Niger over het geheel genomen bemoedigend.
  3. De bereidheid van de verschillende partijen om de dialoog aan te gaan is op zich al bemoedigend.
  4. De Europese Unie acht de verbintenissen van Guinee over het geheel genomen bemoedigend, maar is bezorgd over het uitblijven van vooruitgang bij de uitvoering van de routekaart.
  5. De autoriteiten van Servië en Montenegro zetten zich in voor economische hervormingen en stabilisatie in het kader van het huidige IMF-programma. De tekenen die erop wijzen dat de structurele hervormingen opnieuw ter hand worden genomen, zijn bemoedigend.