Betekenis van:
				
					beuken					
				
			
            beuken
Bijvoeglijk naamwoord
- hout van de beuk, een Europese hardhoutboom
 
"In het huis ligt een massief beuken parketvloer."
beuken
Bijvoeglijk naamwoord
- beukenhouten
 
beuken
Werkwoord
- ergens fors op slaan
 
"Plots werd er op de deur gebeukt."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Bovendien kan worden gezegd dat ook de omringende dichte vegetatie, bestaande uit kastanje-, eiken-, beuken- en haagbeukenbossen, ertoe bijdraagt dat het gebied een hoge vochtigheidsgraad houdt.