Betekenis van:
beuken

beuken
Bijvoeglijk naamwoord
  • hout van de beuk, een Europese hardhoutboom
"In het huis ligt een massief beuken parketvloer."
beuken
Bijvoeglijk naamwoord
  • beukenhouten
beuken
Werkwoord
  • ergens fors op slaan
"Plots werd er op de deur gebeukt."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Bovendien kan worden gezegd dat ook de omringende dichte vegetatie, bestaande uit kastanje-, eiken-, beuken- en haagbeukenbossen, ertoe bijdraagt dat het gebied een hoge vochtigheidsgraad houdt.