Betekenis van:
bob

bob
Zelfstandig naamwoord
  • bestuurbare slee

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Bob is mijn vriend.
  2. Bob kan koken.
  3. Bob was heel blij.
  4. Bob is populair op school.
  5. "Ongeveer vier pond", zegt Bob.
  6. Tot ziens, Bob en Nora.
  7. Bob kan alle vragen beantwoorden.
  8. Bob kwam zeer laat thuis.
  9. Bob kon zijn woede niet beheersen.
  10. Bill is niet zo groot als Bob.
  11. Oom Bob nodigde ons uit voor het avondeten.
  12. Er hangt een portret van Bob aan de muur.
  13. Er moet gisteren iets gebeurd zijn met Bob.
  14. Ik weet niet wanneer Bob naar Japan gekomen is.
  15. Ik zou liever alleen naar de bioscoop gaan dan samen met Bob.