Betekenis van:
boerenkool

boerenkool (de ~ | meervoud boerenkolen)
Zelfstandig naamwoord
  • stamppot boerenkool
"boerenkool met worst"
"stamppot boerenkool"

Hyperoniemen

boerenkool (de ~ | meervoud boerenkolen)
Zelfstandig naamwoord
  • kool met donkergroene bladen
"boerenkool met worst"
"stamppot boerenkool"

Hyperoniemen

boerenkool
Zelfstandig naamwoord
  • een kool met sterk gekrulde bladeren
"De boerenkool groeit maar in een bepaalde tijd."
boerenkool
Zelfstandig naamwoord
  • een stamppot van boerenkool met aardappelen
"Wij houden erg van boerenkool."

Voorbeeldzinnen

  1. Boerenkool
  2. Boerenkool
  3. Boerenkool
  4. Boerenkool (Krulkool)
  5. Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht „Brassica”, vers of gekoeld
  6. Rodekool, wittekool, bloemkool, boerenkool, koolrabi en dergelijke eetbare kool van het geslacht Brassica, behalve spruitjes, vers of gekoeld