Betekenis van:
cursist

cursist
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die een cursus volgt
"De cursisten verzamelden in de hal."

Voorbeeldzinnen

  1. Dienovereenkomstig werden de volgende kosten geschat per opleidingsdag en per cursist (cursusloon niet meegerekend):
  2. Wanneer financiële bijdragen voor opleiding aan boord worden betaald, mag de cursist in beginsel geen actief bemanningslid zijn, maar moet hij boventallig zijn.