Betekenis van:
dagboek

dagboek (het ~ | meervoud dagboeken)
Zelfstandig naamwoord
  • geschrift met persoonlijke verslagen
"een dagboek beginnen"
"een dagboek bijhouden"

Hyperoniemen

dagboek
Zelfstandig naamwoord
  • een boek waarin men dagelijks zijn wederwaardigheden neerschrijft
"Het dagboek van Anne Frank is wereldberoemd geworden."

Voorbeeldzinnen

  1. Tom houdt een dagboek bij.
  2. Ik schrijf dagelijks in mijn dagboek.
  3. Heb je vandaag al in je dagboek geschreven?