Betekenis van:
dapper

dapper
Bijvoeglijk naamwoord
  • geen angst voor gevaar tonend
"De dappere ridder trok ten strijde."
dapper
Bijvoeglijk naamwoord
  • dapper; moedig; dapper; flink; stoutmoedig; onverschrokken; onversaagd; onversaagd; flink; stoutmoedig
"zich dapper verdedigen/(ver)weren"
"klein maar dapper"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ze was dapper.
  2. Hij was dapper.
  3. Hij was een dapper soldaat.
  4. Klein maar Dapper
  5. Ze was een kind, maar ze was dapper.