Betekenis van:
den

den (de ~ | meervoud dennen)
Zelfstandig naamwoord
  • kegeldragende naaldboom van het geslacht Pinus
"een slanke den"
"zo slank als een den"

Synoniemen

Hyperoniemen

den
Zelfstandig naamwoord
  • ''Pinus'' soort naaldboom

Voorbeeldzinnen

  1. De Zwitserse frank is aan den euro gekoppeld.
  2. DEN
  3. Värpta den
  4. den amtskommunale indkomstskat
  5. den kommunale indkomstskat
  6. Duinen Den Helder - Callantsoog
  7. van den Berg
  8. 2517 DEN HAAG
  9. De heer M.G. DEN HELD
  10. „Erzeugnisse für den direkten Verbrauch”
  11. Gedaan te Den Haag, 9 april 2009.
  12. Gedaan te Den Haag, 18 juli 2007.
  13. In het Zweeds återbördad till licensinnehavaren den
  14. (Sub)-mediterrane dennenbossen met endemische zwarte den
  15. Postbus 20201, 2500 EE DEN HAAG