Betekenis van:
dichtbij

dichtbij
Bijwoord
  • in de onmiddellijke nabijheid
"Van dichterbij bekeken leek dat maar zo."
dichtbij
Bijwoord
  • dichtbij

Synoniemen

dichtbij
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet ver van hier
"Het huis is dichterbij dan ik dacht."
dichtbij
Voorzetsel
  • niet ver van

Voorbeeldzinnen

  1. Dichtbij
  2. Het treinstation is dichtbij.
  3. Het ziekenhuis is hier dichtbij.
  4. Ik woon dichtbij de dijk.
  5. We kamen gevaarlijk dichtbij dood door bevriezing.
  6. De stoel is niet dichtbij het raam.
  7. Haar huis is dichtbij de zee.
  8. Het is hier dichtbij
  9. Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dichtbij mijn werk.
  10. Goed kijken: rondom kijken, spiegels goed gebruiken; dichtbij, verder weg, ver kijken;
  11. er doet zich in een dichtbij gelegen lidstaat een uitbraak voor; of
  12. Deze voorziening moeten minimaal op één as dichtbij de voorkant van de trein geïnstalleerd worden.
  13. een dichtbij dat kantoor gelegen plaats, die is aangewezen of goedgekeurd door de douaneautoriteiten en de verantwoordelijke officiële instantie, hetzij
  14. „offshore windenergie” de elektrische stroom, opgewekt door met wind aangedreven turbines op zee, dichtbij of ver van de kustlijn; g)
  15. In afvalverbrandingsinstallaties wordt de in de eerste en de derde alinea bedoelde temperatuur gemeten dichtbij de binnenwand van de verbrandingskamer.