Betekenis van:
dochter

dochter (de ~ | meervoud dochters)
Zelfstandig naamwoord
  • kind van het vrouwelijk geslacht in relatie tot de ouders
"een dochter van (een bedrijf)"

Synoniemen

dochter
Zelfstandig naamwoord
  • een vrouwelijk kind

Voorbeeldzinnen

  1. Hij had één dochter.
  2. Dat is mijn dochter.
  3. Jouw dochter is zeer mooi.
  4. Mijn dochter wil een piano.
  5. Haar oudste dochter ging trouwen.
  6. Uw dochter is aan de drugs.
  7. Ze heeft een dochter die pianiste is.
  8. Zijn dochter is een mooie vrouw geworden.
  9. Ze is trots op haar dochter.
  10. Ze zijn fier over hun dochter.
  11. Hun oudste dochter is nog niet getrouwd.
  12. Mijn dochter heeft een denkbeeldige vriend.
  13. Ze is trots op haar dochter.
  14. Het meisje met de blauwe jas is mijn dochter.
  15. Ik ga een camera voor mijn dochter kopen.