Betekenis van:
eerst

eerst
Bijwoord
  • voordat iets anders gebeurt
"We gaan eerst bij mijn ouders langs en daarna pas naar de stad."

Voorbeeldzinnen

  1. Gij eerst.
  2. Eerst zien, dan geloven.
  3. Vrouwen en kinderen eerst!
  4. Eerst Frankrijk, dan Irak.
  5. Eerst geloofde niemand mij.
  6. Die het eerst komt, die het eerst maalt.
  7. Ontdek eerst zijn naam en adres.
  8. Dien alstublieft zijn maaltijd eerst op.
  9. Er is iemand met wie ik eerst wil praten.
  10. De jongen reed voor het eerst op een paard.
  11. Eerst zagen ze de rommel, vervolgens keken ze elkaar aan.
  12. We zullen eerst de oorzaak van de ramp vaststellen.
  13. Eerst waren ze allemaal overtuigd van zijn onschuld.
  14. Eerst dacht ik dat hij je broer was.
  15. Zij speelde voor het eerst in een toneelstuk.