Betekenis van:
feesten

feest (het ~ | meervoud feesten)
Zelfstandig naamwoord
  • feest
"in de kleedkamer vierde hij zijn eigen feestje"
"in Amsterdam hadden ze er een feestje van gemaakt"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

feest (het ~ | meervoud feesten)
Zelfstandig naamwoord
  • viering van een gedenkdag
"het feest van Sinterklaas"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Laten we feesten.
  2. Hij wenste haar vrolijke feesten toe.
  3. Decoratieve voorwerpen voor feesten en festiviteiten.
  4. Diensten voor het organiseren van feesten
  5. Sinds jaar en dag worden er bijzondere feesten en manifestaties georganiseerd die alle wortelen in tradities die in de loop der jaren nog hechter zijn geworden. De plaatselijke producenten zoeken elkaar op tijdens deze evenementen en dragen op deze wijze bij aan de bestendiging van de plaatselijke gebruiken.