Betekenis van:
gebak

gebak (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • onbepaalde hoeveelheid taart, gebakjes of banket
"hier: dagelijks vers gebak!"
"brood en gebak bezorgen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

gebak
Zelfstandig naamwoord
  • meestal zoet, gebakken voedsel specifiek gemaakt om van te genieten

Voorbeeldzinnen

  1. Ik hou van gebak.
  2. Hanako houdt erg van gebak.
  3. Hoeveel honing gebruikt u voor dit gebak?
  4. Mag ik u nog een stukje gebak aanbieden?
  5. Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
  6. Gebak
  7. Gebak
  8. Brood, gebak, koekjes
  9. Geroosterde broodproducten en gebak
  10. Gebak en cake
  11. Brioche, cake en gebak
  12. Broodproducten, vers gebak en cake
  13. Suikerwerk, brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren
  14. Suikerwerk, brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren,
  15. Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren