Betekenis van:
gelukkig

gelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • blij en tevreden; tevreden
"gelukkig zijn met elkaar"
"zich/iemand gelukkig prijzen"

Synoniemen

gelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • door het geluk begunstigd
"een gelukkig toeval/voorteken/einde"
"een gelukkige gedachte"

Synoniemen

Hyperoniemen

gelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • in een tevredene toestand zijn, zich goed voelen

Voorbeeldzinnen

  1. Gelukkig Nieuwjaar!
  2. Iedereen wil gelukkig zijn.
  3. Hij is altijd gelukkig.
  4. We zijn gelukkig.
  5. Zijt ge niet gelukkig?
  6. Ze werd gelukkig.
  7. Jij maakt me gelukkig.
  8. Geld maakt niet gelukkig.
  9. Gelukkig werd niemand nat.
  10. Gisteren was ik gelukkig.
  11. Niemand wordt gelukkig van oorlog.
  12. Ik zal u gelukkig maken.
  13. Ze lijkt gelukkig te zijn.
  14. Ze zou iedereen gelukkig maken.
  15. Ik zal u gelukkig maken.