Betekenis van:
gewin

gewin
Zelfstandig naamwoord
  • voordeel, winst
"Het gewin was groot voor het bedrijf."
gewin (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • wat overblijft van opbrengst na kosten; iets dat gewonnen wordt; winst in getallen; nut
"veel gespin, weinig gewin"
"vuil/vuig gewin"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. De voornaamste drijfveer van georganiseerde criminaliteit is financieel gewin.
  2. De voornaamste drijfveer van grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit is financieel gewin.
  3. en het strafbare feit van dien aard is dat het financieel gewin kan opleveren.
  4. de beheermaatschappij of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de icbe;
  5. de onderneming of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de cliënt;
  6. Dat financieel gewin zet ertoe aan nog meer misdrijven te plegen om zich nog meer te verrijken.
  7. Wanneer donatie niet op vrijwillige basis geschiedt en/of gericht is op financieel gewin, kan dat ten koste gaan van de kwaliteit van het donatieproces, omdat het verbeteren van de levenskwaliteit of het redden van een mensenleven in dat geval niet de voornaamste en/of de enige beoogde doelstelling is.
  8. Zelfs indien het proces beantwoordt aan passende kwaliteitsnormen bestaat de kans dat de anamnese die door de potentiële levende donor of de familieleden van de potentiële overleden donor is verstrekt onvoldoende nauwkeurig is met betrekking tot aandoeningen en/of ziekten die potentieel kunnen worden overgedragen van donoren op ontvangers wanneer donoren uit zijn op financieel gewin of op enigerlei wijze aan dwang onderhevig zijn.