Betekenis van:
				
					gracht					
				
			
            gracht (de ~ | meervoud grachten)
Zelfstandig naamwoord
- gegraven water, kanaal, met name rondom een vesting of door een stad
 
"een gracht rond(om) een kasteel"
"de Amsterdamse grachten"
Hyperoniemen
gracht (de ~ | meervoud grachten)
Zelfstandig naamwoord
- de straat langs een stadsgracht
 
"op een gracht [wonen/parkeren]"
Hyperoniemen
gracht
Zelfstandig naamwoord
- gegraven vaart in een stadsstraat
 
"De Amsterdamse grachten zijn wereldberoemd."
Voorbeeldzinnen
- Hij is in de gracht gevallen.