Betekenis van:
groente

groente
Zelfstandig naamwoord
  • eetbare planten of delen daarvan
"In Nederland at men aardappels, groente en vlees."

Voorbeeldzinnen

  1. Hoe heet deze groente in het Engels?
  2. Groente- en fruitconserven
  3. Groente- en fruitverwerkende industrie
  4. 48 % voor groente- en fruitconserven;
  5. Fruit, groente en granen [8]
  6. Vervaardiging van groente- en fruitsappen
  7. verse levensmiddelen, zoals groente en fruit.
  8. NACE 10.32: Vervaardiging van groente- en fruitsappen
  9. Steun voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen
  10. Steun voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen
  11. Acties ter ondersteuning van de groente- en fruitmarkt
  12. Maatregel 1.2: studie naar de biodiversiteit in groente- en fruitkwekerijen.
  13. de distributie, in het kader van een op grond van deze verordening opgezette of aangepaste schoolfruitregeling, van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan onderwijsinstellingen;
  14. Omvat: meelproducten bereid met vlees, vis, schaal- en schelpdieren, kaas, groente of fruit.
  15. Groente- en fruitgewassen en hoofdzakelijk veldsla, wortelen, tomaten, aardbeien, asperges, sierplanten, bomen en struiken.