Betekenis van:
groots

groots
Bijvoeglijk naamwoord
  • fantastisch
"grootse plannen"
"een groots feest"

Hyperoniemen

groots
Bijvoeglijk naamwoord
  • verheven, groot van opzet
"Daarvoor bestaan grootse plannen."
groots
Bijvoeglijk naamwoord
  • partitief van de stellende trap van groot
"Of wat daar voorbijvloog een arend was of een gier, weet ik niet, maar het was wel iets groots."
groots
Bijvoeglijk naamwoord
  • partitief van de stellende trap van Nederlands|groots
"Daar wordt iets groots verricht."