Betekenis van:
haat

haat (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • gevoel van diepe afkeer; gevoelens van haat
"uit haat"
"de haat tussen (die twee groepen)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

haat
Zelfstandig naamwoord
  • een sterk gevoel van vijandschap

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Tom haat de regels.
  2. Ik haat scheikunde.
  3. Ik haat vroeg opstaan.
  4. Tom haat Mary.
  5. Ik haat politiek
  6. Ik haat zelfbewuste vrouwen.
  7. Waarom haat Tom Mary?
  8. Waarom haat je me?
  9. Ik haat je!
  10. Waarheid baart haat.
  11. Haat me niet!
  12. Ik haat mijn buren.
  13. Ik haat je nog steeds.
  14. Waarheid zaait haat
  15. Ik haat het als er veel mensen zijn.