Betekenis van:
halster

halster (de/het ~ | meervoud halsters)
Zelfstandig naamwoord
  • stel riemen bij een paard
"een paard bij de halster leiden"
"beter een blind paard dan een lege halster"

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ook van een nummer voorziene halsbanden en aan het halster bevestigde plaatjes worden met succes toegepast.
  2. Als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen ouder dan acht maanden moeten tijdens het vervoer een halster dragen, niet-afgerichte paarden uitgezonderd.
  3. „niet-afgerichte eenhoevigen”: eenhoevigen die niet kunnen worden aangebonden of aan een halster kunnen worden geleid zonder dat dit vermijdbare opwinding of pijn of vermijdbaar lijden veroorzaakt;