Betekenis van:
harig

harig
Bijvoeglijk naamwoord
  • met haar begroeid; harig
"een harig(e) beest/spin"
"harige handen/armen/benen"

Synoniemen

Hyperoniemen

harig
Bijvoeglijk naamwoord
  • met haar begroeid
"Er kwam een harige borstkas naar voren toen hij zijn shirt uittrok."
harig
Bijvoeglijk naamwoord
  • bestaande uit een kluwen van draadvormige elementen, doorgaans haren
"Er kwam een harige bende uit het doucheputje."

Voorbeeldzinnen

  1. Boliviaans harig gordeldier