Betekenis van:
huiseigenaar
huiseigenaar
Zelfstandig naamwoord
- iemand die een huis bezit, ongeacht of hij/zij het ook bewoont
"De huiseigenaren van deze wijk besloten de koppen bij elkaar te steken."
Voorbeeldzinnen
- Huiseigenaar heeft huurovereenkomst opgezegd
- Huiseigenaar heeft huurovereenkomst opgezegd: geen verlenging van de huurovereenkomst, tijdelijke overeenkomst.