Betekenis van:
ingrediënt

ingrediënt
  • Een voedingsmiddel dat gebruikt wordt voor een speciaal gerecht te bereiden.
ingrediënt
  • Bestanddeel van andere dingen.

Voorbeeldzinnen

  1. Ingrediënt
  2. KVV = Σ KVV(ingrediënt i)
  3. TF(i) = toxiciteitsfactor voor ingrediënt i.
  4. Glycerol (indien toegevoegd als glucosevormend ingrediënt)
  5. Het belangrijkste ingrediënt is verse lever.
  6. DF(i) = afbraakfactor voor ingrediënt i,
  7. Voor elk ingrediënt dient een veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt.
  8. De crosslinkingsmiddelen worden aangegeven in de definitie van het ingrediënt.
  9. Propaan-1,2-diol (indien toegevoegd als glucosevormend ingrediënt)
  10. een biologisch ingrediënt komt niet voor tezamen met eenzelfde ingrediënt in niet-biologische vorm of afkomstig uit omschakeling;
  11. Dit veld is bedoeld voor de gebruikelijke functie of functies van het ingrediënt in cosmetische producten; een ingrediënt kan meer dan één functie hebben.
  12. Het ingrediënt moet in een van de volgende klassen worden ingedeeld:
  13. Voor elk ingrediënt (stof of preparaat) dient een veiligheidsinformatieblad te worden verstrekt.
  14. waarbij het gewicht (i) het gewicht is van het ingrediënt (in grammen) per functionele eenheid.
  15. Dosering(i) = dosering van ingrediënt i, in g/schoonmaakbeurt of soms in g/100 g product,