Betekenis van:
insuline

insuline (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • stof voor het bloedsuikergehalte
"insuline spuiten/inspuiten"
"insuline toedienen"

Hyperoniemen

insuline
Zelfstandig naamwoord
  • een hormoon gemaakt in de bètacellen van de pancreas in de zogenaamde eilandjes van Langerhans, dat de lever aanzet bloedglucose op te nemen en op te slaan in de vorm van glycogeen
"Glucagon en insuline zijn zogenaamde antagonisten."

Voorbeeldzinnen

  1. Insuline
  2. insuline glargine
  3. bevattende insuline
  4. insuline, menselijk
  5. insuline defalan
  6. insuline argine
  7. insuline aspart
  8. tweefasige insuline injectie
  9. Insuline en zouten daarvan
  10. Geneesmiddelen zonder antibiotica met insuline, o.v.k.
  11. Geneesmiddelen zonder antibiotica met insuline, o.v.k.
  12. Geneesmiddelen zonder antibiotica, met insuline, n.o.v.k.
  13. des-1B-L-fenylalanine-insuline (INNCN)
  14. Geneesmiddelen zonder antibiotica, met insuline, n.o.v.k.
  15. Geneesmiddelen zonder antibiotica, insuline of hormonen, n.o.v.k., n.e.g.