Betekenis van:
kippen

kip (de ~ | meervoud kippen)
Zelfstandig naamwoord
  • hoenderachtige vogel
"[er is/was/komt] geen kip"
"kip eten"

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb drie kippen in mijn huis.
  2. kippen
  3. Kippen
  4. Kippen
  5. kippen 65 %”:
  6. Kippen [1]
  7. kippen 65 %”:
  8. Kippen Vallespluga
  9. Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren
  10. Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren
  11. Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren
  12. Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren
  13. Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren
  14. voormengsel voor kippen
  15. Dijen van kippen