Betekenis van:
leefgroep

leefgroep (de ~ | meervoud leefgroepen)
Zelfstandig naamwoord
  • mensen met gezamenlijke huishouden

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Voor landbouwhuisdieren kan een scheiding van de leefgroep en afzonderlijke huisvesting, zelfs voor kortere tijd, aanzienlijke stress veroorzaken.
  2. Het spenen is een geleidelijk proces dat afloopt wanneer de biggen ongeveer vier maand oud zijn; de jongen integreren zich geleidelijk in de leefgroep zonder dat dit met veel agressie gepaard gaat.
  3. Met het oog op hun toekomstige voortplantingssucces is het van belang dat de jongen opgroeien in een stabiele leefgroep, bij voorkeur de groep waarin ze geboren zijn, samen met hun moeder.
  4. Aangezien varkens bijzonder gevoelig zijn voor watertekort dient in het geval van groepshuisvesting te worden gezorgd voor ten minste twee drinkpunten per leefgroep — dan wel voor een grote waterbak waaruit meer dan één varken tegelijk kan drinken — teneinde te voorkomen dat dominante dieren ondergeschikte groepsgenoten de toegang tot het drinkpunt ontzeggen.