Betekenis van:
lenen

lenen
Werkwoord
  • ''zich ~ tot/voor''; mogelijk maken
"Het weer leent zich vandaag voor een wandeling."
lenen
Werkwoord
  • iets tijdelijk gebruiken wat niet van jou is, dikwijl in ruil voor een kleine vergoeding
"Het boek dat jullie lenen van Jan, wil hij over een week weer terughebben."
leen (het ~ | meervoud lenen)
Zelfstandig naamwoord
  • onroerende zaak, met name grond, landerijen e.d., die door een heer aan een vazal voor gebruik werd afgestaan
"iets te leen hebben/geven/krijgen/vragen"
"[grond] in leen hebben/ontvangen/krijgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Geld lenen kost geld!
  2. Mag ik je paraplu lenen?
  3. Kan ik deze CD lenen?
  4. Mag ik je fiets lenen?
  5. Kan ik een pen lenen?
  6. Mag ik je fiets lenen?
  7. Mag ik jouw radio lenen?
  8. Mag ik een potlood van je lenen?
  9. Kun je mij je woordenboek lenen?
  10. Ik kan je dit boek niet lenen.
  11. Kun je me jouw fiets lenen?
  12. Kan ik wat geld van je lenen?
  13. Ik zal je dit woordenboek lenen.
  14. Ik kan je dit boek niet lenen.
  15. Veel talen lenen woorden uit de Engelse woordenschat.