Betekenis van:
lichaamsdeel

lichaamsdeel
Zelfstandig naamwoord
  • onderdeel van een lichaam
"Een arm is een voorbeeld van een lichaamsdeel."

Voorbeeldzinnen

  1. welk lichaamsdeel wordt verwond.
  2. Een lichaamsdeel, het haar of een kledingstuk van een persoon wordt door de roterende onderdelen gegrepen; hierdoor ontstaat een trekkracht en druk op het lichaamsdeel
  3. Persoon steekt een lichaamsdeel tussen de bewegende onderdelen op het moment dat zij naar elkaar bewegen; het lichaamsdeel raakt geklemd en wordt onder druk gezet (verbrijzeld)
  4. Persoon steekt een lichaamsdeel tussen de bewegende onderdelen terwijl zij langs elkaar heen bewegen (schaarbeweging); het lichaamsdeel raakt geklemd tussen de bewegende onderdelen en wordt onder druk gezet (gesneden)
  5. Een lichaamsdeel, het haar of een kledingstuk van een persoon raakt verstrikt in het roterende onderdeel; hierdoor ontstaat een trekkracht
  6. Een testsonde die op conventionele wijze een lichaamsdeel of een gereedschap en dergelijke simuleert en die door een persoon wordt vastgehouden om de voldoende ruimte tot gevaarlijke delen te verifiëren.
  7. Wanneer op het grondgebied van de Gemeenschap voor het merken van levende dieren het vasthechten van een identificatieplaatje, manchet, ring of ander voorwerp, het aanbrengen van een merkteken op enig lichaamsdeel of het inplanten van een microchiptransponder noodzakelijk is, geschiedt dit met de gepaste zorgen, rekening houdend met het welzijn en het natuurlijke gedrag van het betrokken specimen.