Betekenis van:
loonsverhoging

loonsverhoging (de ~ | meervoud loonsverhogingen)
Zelfstandig naamwoord
  • toename van het loon
"een geringe/kleine loonsverhoging"
"een flinke/forse loonsverhoging"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Daarna wordt het pensioen gekoppeld aan de gemiddelde loonsverhoging van ambtenaren.
  2. Ook wilde de scheepswerf een bonusregeling invoeren en een loonsverhoging van 10 % in 2006 en 4 % per jaar van 2008 tot en met 2010 toekennen aan werknemers die rechtstreeks bij het productieproces waren betrokken.
  3. Deze na onderhandelingen tot stand gekomen loonsverhoging werd bovendien voorafgegaan door een staking in 2003, en de uren die daardoor niet werden betaald, hadden een relatieve daling van de jaarlijkse arbeidskosten in vergelijking met de volgende jaren tot gevolg.
  4. De stijging in 2004 was hoofdzakelijk toe te schrijven aan een loonsverhoging die een van de producenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap had toegekend na een geschil met de vakbonden in de onderneming.
  5. Volgens artikel 35 van wet nr. 1/1997, de wet inzake het pensioenfonds voor overheidswerknemers, kan een lid van het fonds ervoor kiezen zijn pensioen te laten verhogen in overeenstemming met de loonsverhoging voor de functie die hij het laatst uitoefende.