Betekenis van:
meedoen

meedoen
Werkwoord
  • tegelijk met anderen iets doen
"Hij wilde graag met het spel meedoen."

Voorbeeldzinnen

  1. Afhankelijk van toetreding tot de EU zal Bulgarije meedoen aan het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” van 2019.
  2. Er worden door het PTS geleide workshops gehouden, waaraan allerlei wetenschappers meedoen, voor een verdere uitwerking van een aantal van de veelbelovende ideeën van ISS09.
  3. De exploitant zorgt ervoor dat alle medewerkers voor wie training op het gebied van gevaarlijke goederen is vereist, met tussenpozen van niet meer dan twee jaar aan herhalingscursussen meedoen.
  4. De exploitant zorgt ervoor dat alle medewerkers voor wie training op het gebied van gevaarlijke goederen is vereist, met tussenpozen van niet meer dan twee jaar aan herhalingscursussen meedoen.
  5. Toetreding tot een studie of project is in elke fase mogelijk, en lidstaten, die niet meedoen aan een studie of project, worden gestimuleerd dit in een latere fase alsnog te doen.
  6. Mochten andere ontwikkelde landen en andere grote uitstoters van broeikasgassen niet aan deze internationale overeenkomst meedoen, dan zou dit kunnen leiden tot een stijging van de emissie van broeikasgassen in derde landen waar de industrie niet onder vergelijkbare CO2-beperkingen zou vallen („CO2-weglekeffect”) en zouden er tevens economische nadelen kunnen ontstaan voor bepaalde energie-intensieve bedrijfstakken en deeltakken in de Gemeenschap die aan internationale concurrentie onderhevig zijn.