Betekenis van:
minister
minister (de ~ | meervoud ministers)
Zelfstandig naamwoord
- zelfstandige vertegenwoordiger van de overheid met eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid, hoofd van een ministerie
"de minister van [Buitenlandse Zaken]"
Synoniemen
Hyperoniemen
minister
Zelfstandig naamwoord
- een persoon die deelneemt aan de regering van een land
Voorbeeldzinnen
- Is de minister van buitenlandse zaken al aangekomen?
- De minister met wie ik onlangs heb gesproken, is met mij eens.
- Minister Finansów,”
- „Minister van Onderwijs”
- De minister van Justitie
- Minister van Justitie
- Minister van Voorlichting
- „Minister van Samenwerking”
- Minister van Buitenlandse Zaken
- Minister van Onderwijs
- „minister van Energie”
- „Minister van Ambtenarenzaken”
- Voor de eerste minister
- de minister van Milieuzaken;
- „Minister van Binnenlandse Zaken”