Betekenis van:
mono

mono
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van geluid) over één spoor of kanaal.
"Het geluid was mono en van slechte kwaliteit."
mono
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van geluid) over één spoor of kanaal.
"Het geluid was mono en van slechte kwaliteit."

Voorbeeldzinnen

  1. Mono-fuelvoertuig
  2. Afdruktechnologieën: DT, mono DS, mono EP, mono stencil, mono TT, hoogwaardige mono IJ
  3. Afdruktechnologieën: DT, mono EP, mono IJ, mono TT
  4. glyceriden, kokos-mono-
  5. glyceriden, palmolie-mono-, gehydrogeneerd
  6. glyceriden, katoenzaadolie-mono-
  7. glyceriden, varkensreuzel-mono-, gehydrogeneerd
  8. Mono-, di- en oligosachariden
  9. glyceriden, talk-mono-
  10. glyceriden, talk-mono-, gehydrogeneerd
  11. lysine, mono-4-thiazolidinecarboxylaat
  12. glyceriden, palmolie-mono-
  13. Geacetyleerde mono- en diglyceriden
  14. glyceriden, zonnebloemolie-mono-
  15. glyceriden, canola-olie-mono-