Betekenis van:
muil

muil (de ~ | meervoud muilen)
Zelfstandig naamwoord
  • grote bek v.e. dier
"zijn muil opensperren"

Hyperoniemen

muil (de ~ | meervoud muilen)
Zelfstandig naamwoord
  • slof met open hiel
"op muilen lopen"
"op muilen"

Hyperoniemen

muil
Zelfstandig naamwoord
  • de bek van een groot dier
"De leeuw hield zijn prooi in zijn muil."
muil
Zelfstandig naamwoord
  • de mond van een persoon
"Hou je grote muil!"
muil
Zelfstandig naamwoord
  • / een type schoeisel dat eenvoudig aan te doen is
"Het is erg in de mode muiltjes te dragen."
muil
Zelfstandig naamwoord
  • kruising tussen een paard en een ezel

Voorbeeldzinnen

  1. Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn er in gekropen.
  2. Paarden-, (muil)ezel- of muildiervlees
  3. Vlees van (muil)ezels of muildieren