Betekenis van:
noodklok

noodklok (de ~ | meervoud noodklokken)
Zelfstandig naamwoord
  • klok te luiden bij rampen; alarmklok
"de noodklok luiden"

Synoniemen

Hyperoniemen

noodklok
Zelfstandig naamwoord
  • een alarmklok
"De noodklok werd direct geluid."