Betekenis van:
omwinden

omwinden
Werkwoord
  • verhullend spreken.
"Hij omwond de slechte boodschap met vele weinig ter zake doende verhalen."
omwinden
Werkwoord
  • ''zich iets ~'' iets rond een lichaamsdeel wikkelen.
"Ook de augur omwond zich het hoofd want het minste geraas stoorde de waarnemingen."
omwinden
Werkwoord
  • iets omwikkelen met bijvoorbeeld een lap stok.
"Hij omwond de bloedende hand met een afgescheurd stuk laken."