Betekenis van:
ongelukkig

ongelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet blij
"diep ongelukkig"
"ongelukkig met [iets]"
ongelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • je niet goed voelen
"De buurman was erg ongelukkig nadat zijn zoon was overleden."
ongelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • geen geluk hebbend
"ongelukkig in het spel, ongelukkig in de liefde"
"een ongelukkige samenloop van omstandigheden"

Synoniemen

ongelukkig
Bijvoeglijk naamwoord
  • gehandicapt; door een gebrek belemmerd

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Gelukkige gezinnen lijken alle op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.
  2. Ik zou ongelukkig zijn, maar ik zou geen zelfmoord plegen.
  3. Er wordt gezegd dat de armen niet altijd ongelukkig zijn.
  4. We zijn niet zo gelukkig of ongelukkig dan we onszelf inbeelden.
  5. We zijn nooit even gelukkig of ongelukkig als we onszelf indenken.
  6. Ik mag dan wel ongelukkig zijn, maar ik ben niet van plan mezelf te doden.
  7. Het verklaart deze inkomstendaling doordat er in de toekomst minder „ongelukkig geformuleerde” contracten zouden zijn.
  8. Het valt namelijk moeilijk te geloven dat de durfkapitaalondernemingen de belastingwetgeving zo slecht kennen dat zij dit soort „ongelukkig geformuleerde” contracten en de daaruit resulterende belastingverplichtingen niet zouden kunnen vermijden.
  9. Wat de verwachte daling van de belastinginkomsten met 90 miljoen EUR betreft, verklaarde Duitsland dat er dankzij „de preciseringen” van de MoRaKG minder gevallen zijn van „ongelukkig” geformuleerde contracten, waarbij de belasting alleen verschuldigd is wegens „ongelukkige” formuleringen.