Betekenis van:
ontucht

ontucht (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • seksueel misbruik; daad van losbandigheid
"ontucht plegen (met iemand)"
"ontucht (plegen) met [iemand]"

Synoniemen

Hyperoniemen

ontucht
Zelfstandig naamwoord
  • seks die tegen de heersende moraal ingaat
"Er is gisteren een 34-jarige man opgepakt wegens het plegen van ontucht."