Betekenis van:
onweer

onweer (het ~ | meervoud onweren, onweers)
Zelfstandig naamwoord
  • weer met bliksem en donder
"het onweer barst los"
"hevig/zwaar onweer"

Hyperoniemen

onweer
Zelfstandig naamwoord
  • regenbui, die gepaard gaat met donder en bliksem
"Het onweer hangt hier nu al een uur, en het blijft maar bliksemen."
onweer
Werkwoord
  • gebiedende wijs van onweren

Voorbeeldzinnen

  1. Ze is bang voor onweer.
  2. Onder „mistlicht voor” verstaat men een licht dat dient voor een betere verlichting van de weg bij mist, sneeuwval, onweer of stofwolken.