Betekenis van:
opereren

opereren
Werkwoord
  • aan een chirurgische ingreep onderwerpen
"Zij moest geopereerd worden."
opereren
Werkwoord
  • acties uitvoeren, optreden
"Zij opereerden niet aan de andere kant van de rivier."

Voorbeeldzinnen

  1. opereren in de territoriale of binnenwateren van derde staten,
  2. ontworpen om gedurende tien uur of meer 'autonoom te opereren';
  3. De nationale veiligheidsinstanties moeten in sterke mate onafhankelijk opereren.
  4. ontworpen om ’autonoom te opereren’ en met een hijsvermogen van:
  5. ontworpen om gedurende tien uur of meer ’autonoom te opereren’;
  6. SAR-samenwerkingsplan voor passagiersschepen die op vaste routes opereren.
  7. ontworpen om 'autonoom te opereren' en met een hijsvermogen van:
  8. ontworpen om ‚autonoom te opereren’ en met een hijsvermogen van:
  9. ontworpen om gedurende tien uur of meer ‚autonoom te opereren’;
  10. De Wet levert een voordeel op voor veel ondernemingen die op de energieproductiemarkt opereren.
  11. marine- en hulpschepen die de vlag van een lidstaat voeren en in volle zee opereren.
  12. Dat geldt wel voor de groeperings/koeriersdiensten van Sernam die in stagnerende of slinkende marktsegmenten opereren.
  13. De bank zal gaan opereren op basis van gestandaardiseerde producten en een doorgedreven automatisering.
  14. Die winstmarge komt overeen met het minimumniveau voor een bedrijf om zonder verlies te opereren.
  15. De hiertoe ingezette troepen opereren overeenkomstig het door de Raad goedgekeurde algemene concept.