Betekenis van:
opleggen

opleggen
Werkwoord
  • verplichten tot
"iemand een verbod/straf opleggen"
"iemand het zwijgen opleggen"

Hyperoniemen

opleggen
Werkwoord
  • . een liggende plaats geven op iets anders
"We hebben een nieuwe band opgelegd."
opleggen
Werkwoord
  • . ''~ met'' een laag sierhout aanbrengen op een minder edele ondergrond
"Dexe tafel is opgelegd met mahonie."
opleggen
Werkwoord
  • ''iemand iets ~'': iemand aan een dwangmaatregel onderwerpen
"Hij kreeg een boete van driehonderd dollar opgelegd."

Voorbeeldzinnen

  1. HET OPLEGGEN VAN GELDBOETES
  2. Opleggen van schepen
  3. voor het opleggen van straffen;
  4. voor het opleggen van sancties, of
  5. De interventiebureaus mogen aanvullende voorwaarden opleggen.
  6. Verzoek tot opleggen van een exploitatieverbod
  7. Het TSOBG kan de volgende tuchtmaatregelen opleggen:
  8. voor het opleggen van sancties, of
  9. De lidstaten kunnen opleggen dat de producent wordt vermeld.
  10. het opleggen van boetes aan de aanbestedende dienst, of
  11. De lidstaten kunnen echter extra eisen opleggen, teneinde:
  12. De NRI’s moeten een ontbundelde toegang tot het kopersubnet opleggen.
  13. De aanbestedende dienst kan administratieve of financiële sancties opleggen aan:
  14. De beslissing tot het opleggen van een geldelijke sanctie:
  15. De ordonnateur kan de aanvrager doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.