Betekenis van:
oproep

oproep (de ~ | meervoud oproepen)
Zelfstandig naamwoord
  • verzoek om te komen
"een oproep tot [respect voor de medemens]"
"een oproep om te [gaan stemmen]"

Hyperoniemen

Hyponiemen

oproep
Zelfstandig naamwoord
  • een dringende vraag om iets te doen
"Als de ambulancedienst een oproep krijgt, moet zij snel reageren."

Voorbeeldzinnen

  1. Oproep tot solliciteren
  2. Gezien de oproep tot kandidaatstelling [3],
  3. [Financieringsmechanisme: oproep tot het indienen van voorstellen]
  4. Oproep tot het indienen van voorstellen
  5. Gezien de oproep tot kandidaatstelling [2],
  6. [Financieringsmechanisme: oproep tot het indienen van voorstellen]
  7. Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling
  8. Oproep tot het indienen van voorstellen voor projecten
  9. Oproep tot het indienen van voorstellen voor projecten
  10. [Financieringsmechanisme: oproep tot het indienen van voorstellen of aanbesteding]
  11. Oproep tot kandidaatstelling voor het Gerecht voor ambtenarenzaken
  12. OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN VOOR PROJECTEN
  13. Op de oproep aan belangstellenden hebben 44 personen gereageerd,
  14. In punt 2.1 (Oproep tot het indienen van voorstellen)
  15. Uitnodiging tot inschrijving of een openbare oproep aan investeerders.