Betekenis van:
poel

poel (de ~ | meervoud poelen)
Zelfstandig naamwoord
  • ondiepe plas; poel
"een poel van verderf/ellende"

Synoniemen

Hyperoniemen

poel
Zelfstandig naamwoord
  • een vrij klein stilstaand water
"Er zit in die poel niet zo veel vis."

Voorbeeldzinnen

  1. Eenden en ganzen: Minimale afmeting poel [25]
  2. De afmetingen van de poel zijn per 2 m2 leefruimte.
  3. De poel mag tot 50 % van de minimale oppervlakte van de leefruimte in beslag nemen.
  4. Aan de binneninrichting kunnen de volgende elementen worden toegevoegd: zacht kunststofschuim op de bodem nabij de poel, stenen, stukken kunstschors, kunstmatige takken en bladeren en zitplankjes.
  5. Inbegrepen is een poel met een diepte van ten minste 30 cm en een oppervlak van ten minste 0,5 m2 per 2 m2 leefruimte.
  6. Inbegrepen is een poel met een diepte van ten minste 30 cm en een oppervlak van ten minste 0,5 m2 per 2 m2 leefruimte.
  7. Na de eerste week dienen zij te kunnen beschikken over een ondiepe poel (afmetingen: zie tabel H.5) met een bodem van grote stenen waarover en waartussen voedsel of grint wordt verspreid om grondelen en/of duiken aan te moedigen.
  8. Eenden en ganzen dienen te kunnen beschikken over een poel waarvan de bodem uit een mengsel van stenen en grint bestaat, zowel om de vogels toe te laten een breder spectrum van gedragingen te vertonen als om hen in staat te stellen hun verenkleed op passende wijze te verzorgen.