Betekenis van:
raad

raad (de ~ | meervoud raden)
Zelfstandig naamwoord
  • groep mensen die advies geeft
"de Hoge Raad"
"de Raad van Beroerten"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

raad
Zelfstandig naamwoord
  • aanbeveling hoe om te gaan met een probleem
"Hij gaf hem de raad er niet op in te gaan."
raad
Zelfstandig naamwoord
  • een lichaam dat bestaat uit leden die raadgevende of beslissende bevoegdheden bezitten
"De raad besloot gezien de nieuwe gegevens het genomen besluit weer in te trekken."
raad (de ~ | meervoud raden, raadgevingen)
Zelfstandig naamwoord
  • raad; advies; het geven van advies
"iemands raad opvolgen"
"een goede/wijze raad"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Gratis raad is niet altijd goede raad.
  2. Hij moet mijn raad opvolgen.
  3. Hij vroeg om mijn raad.
  4. Ik kan niet zonder jouw raad.
  5. Raad eens waar ik geweest ben?
  6. Aarzel niet om raad te vragen.
  7. Negen keer op tien raad ik juist.
  8. Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?
  9. Mijn beste vriendin geeft me altijd goede raad.
  10. Ik raad u aan te stoppen met drinken.
  11. Ze was zo vriendelijk mij raad te geven.
  12. Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?
  13. Als Bob mijn raad gevolgd had, zou alles nu in orde zijn.
  14. Als je je privéleven beu bent, raad ik je aan om je bij Facebook in te schrijven. Het is de beste manier om er van af te geraken.
  15. Een zwaardvechter vormt in het strijdperk zijn plan", "Komt tijd, komt raad