Betekenis van:
rantsoen

rantsoen (het ~ | meervoud rantsoenen)
Zelfstandig naamwoord
  • portie, gedeelte voor één persoon uit de totale beperkte voorraad
"een rantsoen boter/koffie/suiker"
"iemand op rantsoen stellen"

Hyperoniemen

rantsoen
Zelfstandig naamwoord
  • beperkte dagelijks verstrekte hoeveelheid voedsel

Voorbeeldzinnen

  1. Uit de Codex Iustiniani vernemen wij dat soldaten om de drie dagen een rantsoen spek kregen.