Betekenis van:
rechter

rechter (de ~ | meervoud rechters)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand belast met de rechtspraak
"de militaire rechter"
"de rechtvaardige rechters"

Hyperoniemen

rechter
Zelfstandig naamwoord
  • persoon die rechtspreekt, persoon die een oordeel velt
rechter
Bijvoeglijk naamwoord
  • rechts
"de rechter [hersenhelft/hemisfeer/duim/wijsvinger/knie/enkel]"
"in de rechter (boven/onder)la"
rechter
Bijvoeglijk naamwoord
  • aan de tegenovergestelde zijde van het lichaam waar gewoonlijk het hart zit
"Ik heb hier de rechter sok, maar waar is de linker gebleven?"

Voorbeeldzinnen

  1. Deze rechter is niet omkoopbaar.
  2. Het oordeel van de rechter is definitief.
  3. Onder de rechter
  4. De rechter legde hem een jaar gevangenisstraf op.
  5. De rechter kent het recht
  6. Niemand is rechter in zijn eigen zaak
  7. Niemand vindt gehoor (bij de rechter) wanneer hij zich beroept op zijn eigen schandelijk gedrag
  8. Rechter Hooggerechtshof
  9. Rechter, noordelijke districtsrechtbank;
  10. rechter of rechtbank
  11. Rechter bij het Hooggerechtshof.
  12. (rechter en linker) zijaanzicht,
  13. TOEGANG TOT DE RECHTER
  14. Rechter-advocaat-generaal
  15. Rechter Thaung Lwin